- Shadi Alhakimi timmerde hard aan de weg als techondernemer in Jemen, tot hij plotseling moest vluchten vanwege een burgeroorlog.
- Hij belandde in Nederland, waar hij twee jaar in een asielzoekerscentrum wachtte op zijn verblijfsvergunning. Het kostte Alhakimi veel tijd om de taal te leren en hij kreeg een burn-out.
- Om andere nieuwkomers te helpen zich sneller te kunnen redden in het Nederlands, bedacht Alhakimi een app. Met Taaly koppelt hij hen aan een taalmaatje.
- LEES OOK: Deze Oekraïners hebben het naar hun zin bij hun gastgezin
Tot in 2015 in Jemen de burgeroorlog uitbrak, leefde Shadi Alhakimi (32) er een naar eigen zeggen “normaal” bestaan. Hij groeide op in de hoofdstad Sanaa, in een “liefdevol gezin” met zeven broers en zussen. Als kind sleutelde hij al aan laptops en tv’s. Vrienden noemden hem weleens ‘mr tubiza’, Arabisch voor ‘technische jongen’.
Ondernemers als Steve Jobs en Bill Gates inspireerden de jonge Alhakimi en hij wist één ding zeker: later zou hij óók ondernemer worden. Hij volgde een studie accountancy en een tot netwerkingenieur informatiebeveiliging, in de hoop zijn technische vaardigheden met zakelijke kennis te kunnen combineren.
Dat plan leek aanvankelijk aardig te slagen. In 2014 begon Alhakimi zijn eerste startup Vacse. Hiermee ontwikkelde hij een algoritme voor het archiveren van video’s voor bijvoorbeeld tv-stations.
Het ging hem voor de wind. Hij draaide een aardige omzet, kon zijn eerste zes mensen aannemen en begon op te vallen in Jemen, waar startups nog niet gemeengoed zijn. Alhakimi kreeg de kans om de wereld over te reizen voor zakenevenementen.
Oorlog in Jemen
Het leven was goed, tot die ene dag in 2015. Het was al laat in de avond, maar Alhakimi zat nog op kantoor, druk werkend aan zijn bedrijf. Plotseling werd hij opgeschrokken door een luide knal. Het bleek het eerste schot te zijn dat de Saudische luchtmacht uitvoerde in Sanaa. Een olietanker bij het vliegveld werd geraakt.
De Saudi's vielen Jemen indertijd aan, omdat het land voor een belangrijk deel door Sjiitische Houthi's werd bezet. Zij waren in opstand gekomen tegen de toentertijd nieuwe, soennitische regering.
“Ik werd erg bang en kroop onder de tafel om mezelf te beschermen", zegt Alhakimi. “Ik had geen idee wat er aan de hand was.” Na de luide knal hoorde hij een salvo aan geweerschoten, waarop hij zich realiseerde dat het oorlog was. “Op dat moment realiseer je je dat niets meer hetzelfde zal zijn.”
Hij belde direct zijn ouders, probeerde iedereen in veiligheid te krijgen en hakte vervolgens direct de knoop door: hij moest en zou het land verlaten. Ook zijn personeel vertrok uit het land. Zijn oude team woont nu verspreid over heel de wereld: van de Verenigde staten tot China.
Alhakimi bleek als klap op de vuurpijl ook nog eens op een zwarte lijst te zijn beland van de Houthi's. “Ik was een van de gezichten van jong ondernemerschap in Jemen en viel daardoor wellicht te veel op. Omdat ik mee had gedaan aan incubatorprogramma's (groeiprogramma's voor startups, red.) kende ik journalisten en politici van de vorige regering, waardoor de bezetters me wantrouwden.”
Alhakimi had het geluk een paar zakelijke contacten te hebben opegdaan in Saudi-Arabië. Zij konden een busreis voor hem regelen naar dat land. Ideaal was het niet, want het waren immers de Saudi's die zijn land waren binnengevallen. Maar goed, ze spraken dezelfde taal en Alhakimi dacht er veilig te zijn.
Dat viel tegen. Al na drie maanden kreeg hij naar eigen zeggen te horen dat zijn visum alleen zou worden verlengd als hij zich zou mengen in het debat over de oorlog in zijn land - iets wat volgens Alhakimi meerdere van zijn gevluchte landgenoten overkwam. Zo zou hem zijn gevraagd "valse informatie" over de oorlog te verspreiden, iets waar Alhakimi weinig voor voelde. “De Saudi's deden continu verhoren met mensen uit Jemen. Ik voelde me er niet veilig.”
Nederland blijkt harder dan gedacht
Hij besloot het land te verlaten en nam in december 2015 het vliegtuig naar Nederland, dat hij eerder als ondernemer had bezocht op uitnodiging van het Ministerie van Economische Zaken. “Ik herinnerde me nog goed hoe aardig de Nederlanders waren, dus ik wilde graag naar dit land.”
Als Business Insider de ondernemer spreekt, zetelen we aan een tafel aan Startup Village. Dit is een aan de Universiteit van Amsterdam gelieerde kantoorverzamelplek voor startups aan het Amsterdamse Science Park. Alhakimi houdt er kantoor met een nieuwe startup. Hij onderneemt weer, maar dat heeft aardig wat voeten in de aarde gehad.
Nederland mocht dan een aardig land lijken wanneer je het als buitenlandse ondernemer bezoekt, er als vluchteling binnenkomen is nog niet zo eenvoudig, leerde Alhakimi. “Als vluchteling zouden ze me nooit toelaten, dus ik besloot me als toerist voor te doen", zegt Alhakimi. Toen hij bij de Nederlandse ambassade aanklopte, vroeg een medewerker hem waarom hij het land wilde bezoeken. “Ik loog dat ik op kerstvisite wilde komen", zegt Alhakimi. Hij kreeg zijn toeristenvisum. “Ik ben er niet trots op, maar ik moest iets verzinnen.”
In Nederland aangekomen, meldde Alhakimi zich als vluchteling. Hij belandde in het asielzoekerscentrum in Ter Apel, in afwachting van zijn verblijfsvergunning. Hij dacht in een paar weken klaar te zijn, maar het duurde twee jaar.
“Ik mocht niet werken en studeren en sliep in een kamer met acht mensen", zegt Alhakimi. "Velen van hen waren met een bootje naar Europa gekomen en hadden een trauma opgelopen. Iedereen sprak een andere taal, waardoor je amper met elkaar kon communiceren.”
Zijn verblijf in Ter Apel hakte er dan ook bij Alhakimi in. "Ik vind het nog altijd moeilijk om het erover te hebben", zegt de ondernemer. "Ik had gehoopt dat mijn problemen in Nederland voorbij zouden zijn, dat ik een normaal leven kon opbouwen. Dat liet langer op zich wachten.”
Alhakimi wilde dolgraag Nederlands leren, maar mocht zich in afwachting van zijn verblijfsvergunning niet aanmelden voor een cursus Nederlands. “De Nederlandse overheid wilde voorkomen dat we gehecht zouden raken aan een land dat we misschien al snel weer zouden moeten verlaten", zegt Alhakimi.
Hij gaf niet op en probeerde de taal via YouTube-video's te leren. Ook sloot hij zich aan bij een groep van vijf mensen die het voor elkaar hadden gebokst om stiekem toch lessen Nederlands te volgen. Ze deden dit bij een lokaal taalinstituut, buiten de reguliere lesuren om. “Schaduwcursussen", noemt Alhakimi dit. "Het mocht eigenlijk niet, maar anders zaten we ook maar thuis te niksen.”
Na twee jaar kreeg Alhakimi eindelijk zijn verblijfsvergunning. Hij kreeg een woning toegewezen in Amsterdam. Daar kwam hij in contact met ondernemer Martijn Stegenga, met wie hij samen de startup Elanza begon, een platform dat verpleegkundigen verbindt met ziekenhuizen.
Na twee jaar in de pauzestand geleefd te hebben, ging het Alhakimi weer voor de wind. Zijn startup groeide en de Jemense ondernemer werkte de klok rond. “Ik had twee jaar lang amper iets om handen gehad, dus ik wilde graag weer hard werken.”
Ietwat te hard, want na een jaar kampte Alhakimi met burn-outverschijnselen. “Ik bleek mijn vluchtelingenjaren nog lang niet te hebben verwerkt. Ik had nachtmerries en slaapproblemen en moest drie maanden wachten op therapeutische hulp.” Alhakimi had niet meer de puf om aan zijn bedrijf te blijven werken, dus nam hij de moeilijke beslissing eruit te stappen. Stegenga en zijn investeerder gingen door en de startup is nog altijd actief in Nederland.
Wat niet meehielp in die jaren was zijn taalachterstand, herinnert Alhakimi. “Namens mijn startup zat ik bij zakelijke vergaderingen, waarbij ik naderhand dacht: wat hebben we nu precies afgesproken? Mijn zakenpartner moest het achteraf aan me uitleggen.”
Nederlands leren was een uitdaging
Nadat hij was bijgekomen van zijn burn-out, besloot Alhakimi het leven weer op te pakken. Hij volgde een master tot netwerkingenieur informatiebeveiliging aan de UvA en vierde dit jaar feest, omdat hij na vele jaren eindelijk zijn Nederlandse paspoort in ontvangst kon nemen.
Alhakimi volgde een anderhalf jaar durende cursus Nederlands en weet zich nu eindelijk goed te redden in het Nederlands. “Ken je André Hazes?”, vraagt de ondernemer. “Zijn muziek heeft me geholpen bij het leren van jullie taal, omdat hij zo duidelijk articuleert. Ik heb als oefening veel geluisterd naar nummers als Bloed, zweet en tranen en Een beetje verliefd.”
Alhakimi is de volkszanger dankbaar, want zo weet hij uit eigen ervaring: Nederlands leren is voor nieuwkomers nog best een uitdaging. “Je hebt zes uur les per week en spreekt per lesuur vaak maar vijf minuten zelf Nederlands. Voor de rest luister je. Als je thuiskomt, spreek je weer Arabisch of Engels.
Zelf heeft hij wel Nederlandse vrienden , maar die beginnen uit beleefdheid al snel Engels tegen hem te praten. "Ze willen je geen ongemakkelijk gevoel geven, maar het wordt zo wel moeilijker om de taal te leren. Dat geldt niet alleen voor vluchtelingen, maar ook voor expats, leerde ik. Doordat ze het Nederlands niet goed beheersen, kunnen ze zich geïsoleerd voelen.”
Shadi Alhakimi probeert nieuwkomers Nederlands te leren met app
Het bracht Alhakimi op het idee voor zijn nieuwe startup Taaly, waarmee hij nu zetelt in het startupgebouw aan Science Park. Met de gelijknamige app koppelt hij taalcursisten aan een taalmaatje, een Nederlander die – vrijwillig, of betaald – bijles geeft in de Nederlandse taal.
“Toen ik mijn bedrijfsplan schreef, leerde ik dat er in Nederland meer dan 600.000 mensen zijn die wachten op een taalmaatje", zegt de ondernemer. “In de afgelopen vijf jaar registreerden maar 15.000 mensen zich als taalmaatje. Er is dus een flink tekort. Bibliotheken en taalcafés koppelen taalmaatjes aan cursisten, maar zij zijn veel tijd en manuren kwijt aan zaken als de coördinatie, planning, begeleiding en matching.”
Alhakimi wil dit proces automatiseren met zijn app, die hij samen met compagnon Waleed Khaled (34) opzette. Ze ontwikkelden een algoritme dat gebruikmaakt van kunstmatige intelligentie. Dit algoritme koppelt mensen met een taalvraag aan taalmaatjes, die de cursisten online les kunnen geven.
Medewerkers die nu bij bibliotheken een taalcafé coördineren om taalmaatjes aan expats en vluchtelingen te koppelen, krijgen volgens Alhakimi door dit soort automatisering de handen vrij om zelf les te geven. Dat moet uiteindelijk zorgen voor meer taalmaatjes.
Alhakimi heeft zich aangesloten bij een Amsterdams incubatorprogramma en heeft zijn eerste gebruikers en taalcoaches op het platform aangesloten. Geld haalt hij op bij gemeenten, taalscholen en werkgevers. Zo sloot hij al een contract met een taalschool in Amsterdam en is hij in gesprek met het taalhuis van de UvA.
De komende tijd wil de ondernemer zich richten op de Nederlandse markt, maar uiteindelijk hoopt hij zijn app in heel Europa aan te kunnen bieden in lokale talen. "Taalachterstanden heb je niet alleen in Nederland, het is een probleem dat in heel Europa speelt."
En zo is de in Jemen gevierde entrepreneur na vele omwegen toch weer het ondernemerspad opgeslagen, zij het in een ander land. Hij is bovendien niet alleen.
Naast hem zit Batoul Perro (28), die in 2017 uit Syrië vluchtte en die Alhakimi tijdens de lessen Nederlands leerde kennen. De twee hebben inmiddels een relatie. Perro, die dit jaar haar Nederlandse paspoort kreeg en inmiddels een studie maatschappelijk werk volgt, leerde razendsnel Nederlands. Ze werkte eerder als tolk bij de gemeente en helpt nu Alhakimi bij de communicatie van zijn bedrijf. “Als het een succes wordt, sluit ik me aan als aandeelhouder”, zegt ze.
Zou Alhakimi ooit nog terug willen naar Jemen, mits het er weer veilig is? Hij denkt even na en zegt dan: “Diep van binnen zou ik dat graag willen. In Nederland is alles ontwikkeld, maar in Jemen valt er nog zoveel te bouwen als ondernemer. Misschien kunnen we ooit een kantoor in Jemen opzetten, dat zou mooi zijn.”
Maar voorlopig blijft hij hier in Amsterdam, met Perro aan zijn zijde. Ook Nederland kan wel een ‘mr tubiza’ gebruiken.